Een zwarte bladzijde in de Elfstedenhistorie
In dit artikel:
De negende Elfstedentocht vond plaats op 8 februari 1947, bijna twee jaar na de bevrijding van Nederland, onder zware omstandigheden die zorgden voor veel controverse. Ondanks de barre winters en bezetting door Nazi-Duitsland in de voorgaande jaren, werd dit prestigieuze schaatsevenement gehouden. Voorzitter Mindert Hepkema en zijn bestuur stonden onder druk door herhaalde uitstel van de tocht, maar uiteindelijk kon de schaatsenrit doorgaan na veel gedoe bij de voorbereidingen.
Deelnemers legden een route van 200 kilometer af, met slechts 56 van de 277 wedstrijdrijders die de finish haalden, en de ijsdikte varieerde sterk. De omstandigheden op het ijs waren gevaarlijk en deelnemers kwamen vaak niet alleen met schaatsen vooruit. Na de race deden geruchten de ronde over onregelmatigheden, waarbij sommige rijders zich schuldig zouden hebben gemaakt aan het nemen van auto’s om moeilijk begaanbaar terrein te omzeilen. De schaatsers Joop Bosman en Klaas Schipper leidden de race, maar Bosman wist uiteindelijk de overwinning te claimen nadat Schipper in een handkar moest plaatsnemen.
Nadat de race was afgelopen, leidde de beschuldigingen van fraude en onregelmatigheden tot een intrekking van de podiumplaatsen van Bosman en Schipper, evenals andere rijders. Jan van der Hoorn, oorspronkelijk een vijfde plaats, werd uitgeroepen tot winnaar. Tot grote frustratie van Bosman, die protest aantekende maar uiteindelijk werd diskwalificatie. Het Elfstedenbestuur kreeg kritiek, en een enquêtecommissie onderzocht de claims, wat resulteerde in een jarenlange controverse over de integriteit van de race en de bestraffing van de rijders, waaronder de Wijnia-broers die oorspronkelijk ook diskwalificaties kregen, maar uiteindelijk in 1996 alsnog een eerherstel kregen.